Tag archieven: kerkenraad

De hond die de preek verstoorde

Bij onderzoek naar protestantse voorouders of familieleden vormen de handelingen van de kerkenraad een interessante aanvullende bron. Ze geven een aardig beeld van het reilen en zeilen binnen een gemeente. En af en toe duikt er ook een bijzonder verhaal op. Een achttiende-eeuwse preek die werd verstoord door een hond, is daarvan een mooi voorbeeld.

Het drostambt Vollenhove in 1734, waar onder andere ook Wanneperveen toe behoorde (coll. Collectie Overijssel).

Een hoop rumoer

De betreffende preek werd gehouden op zondag 23 februari 1710 in de Nederduitse Gereformeerde kerk van Wanneperveen. Predikant Gerardus Hilarius werd toen zodanig gestoord door het rumoer van een hond, dat hij zowel ‘van sijn gedagten als van zijn tekst afraakte.’ De hond in kwestie zat opgesloten in het doophuis en probeerde daar met veel kabaal uit te ontsnappen.

‘Met dove oren’

Schoolmeester Pieter Ruyl, die blijkbaar actie moest ondernemen, hoorde alles ‘met dove oren’ aan. Daarom riep Gerardus vanaf de kansel ‘meester staat op en doet de hond de deur op, die belet mij!’ Pieter bleef echter stoïcijns zitten, alsof hij de predikant bespotte, en stak geen hand uit. Uiteindelijk schonk een vrouw, die bij het doophuis zat, de hond de vrijheid en werd het weer rustig in de kerk.

Een passende straf?

Naar aanleiding van dit voorval eiste Gerardus Hilarius dat Pieter Ruyl door de kerkenraad werd gestraft. Gebeurde dat niet, dan zou hij de hulp van de drost van Vollenhove inschakelen om de schoolmeester alsnog op zijn vingers te tikken.

Volgens Pieter had hij zitten slapen en was daarom alle commotie rondom de hond aan hem voorbij gegaan. Hij verontschuldigde zich, beloofde beterschap en hoopte op vergiffenis.

Toen Gerardus deze verklaring hoorde, beschuldigde hij de schoolmeester van liegen. Hij was bereid om Pieter te vergeven, maar die diende dan wel te worden gestraft. Daarnaast had de predikant nog twee andere eisen. Ten eerste moest de schoolmeester er voor zorgen er geen honden meer opgesloten raakten in het doophuis. En ten tweede diende Pieter hem voortaan netjes te gehoorzamen wanneer hij opdrachten gaf die verband hielden met de godsdienstoefening.

Of Pieter Ruyl inderdaad werd gestraft, wordt niet vermeld. Wel blijkt er vaker over deze schoolmeester te zijn geklaagd. Zo kwam hij regelmatig te laat op school. Daarnaast overhoorde hij sommige kinderen te veel en andere kinderen te weinig. Ook sloeg hij zijn leerlingen soms ‘ongenadig en beulagtig’ op het hoofd, en ging hij liever vissen dan dat hij les gaf. Op de dagen dat hij viste, liet hij het onderwijs over aan zijn vrouw of aan haar zus. Duidelijk een man die ‘enige sturing’ nodig had.

Bron: Collectie Overijssel.